TUMS Meetdiensten
Interesse in een meter of energiemonitoring Offerte aanvragen
Interesse in een meter of energiemonitoring Offerte aanvragen

In de huidige systematiek van de SDE, met een eenzijdige focus op de businesscase, wordt  onvoldoende rekening gehouden met alle kosten en baten van zon- en windprojecten op land en zee. Er is alleen aandacht voor wat het meest oplevert qua vermeden CO2-uistoot. Juist voor de maatschappelijke discussie is het nodig om te kijken naar alle effecten en deze mee te nemen in de toekenning van de SDE++ subsidie.

24% stijging

En het leek nog wel zo mooi te gaan. Na jarenlang met het aandeel duurzame energie onderaan gebungeld te hebben in het totale energieverbruik, ging het vorig jaar ineens crescendo in ons land. De hernieuwbare energie nam in 2020 met maar liefst 24% toe. Nog altijd slechts 14% van het totaal, maar toch. Martien Visser, lector Energietransitie aan de Hanzehogeschool in Groningen, stak al zijn vinger op om te melden dat het ook wel een onsje minder kon: Als je kijkt naar de plannen voor de komende jaren dan hebben we de doelstelling voor 2030 – minstens 35 TWh aan hernieuwbare energie – al bereikt aldus Visser.

RES-sen

Achterover leunen dus en lekker genieten van de zon, het liefst op een terras zodra dat weer mag. Nou nee, niet echt dus, er zijn nog wel een paar problemen. Bij de beoordeling van de plannen van de 30 Regionale Energie Strategieën (RES-sen) stelde het PBL al vast dat zonne-energie oververtegenwoordigd is. Niet onlogisch, de regio’s zitten niet te wachten op toestanden zoals in de Drentse monden waar de bevolking te hoop liep tegen een windpark. Ook bij zonne-energie neemt de appreciatie af, zeker als ze opduikt in de vorm van zonneparken in het Nederlandse landschap. Op het platteland, waar dit probleem het meest speelt, ontstaat steeds meer een gevoel van wingewest. Zonnepanelen op daken is een ander verhaal. Dat zien veel Nederlanders wel zitten, lekker gemaakt met een behoorlijke subsidie en salderingsregeling. Je zou wel gek zijn om daar geen gebruik van te maken.

Maatschappelijk oogpunt

Toch moet je hier vanuit maatschappelijk oogpunt een kanttekening bij plaatsen. Recentelijk heeft Enpuls een interessante studie laten uitvoeren. Enpuls is het onderdeel binnen de Enexis Groep dat een bijdrage wil leveren aan de versnelling van de energietransitie. In het onderzoek van Enpuls werden acht verschillende zon- en windprojecten met een vermogen van 7,5 MW vergeleken. Daarbij is gekeken vanuit zowel een businesscase als een maatschappelijk perspectief. Voor het laatste is een Maatschappelijke Kosten- en Baten Analyse (MKBA) gemaakt waarbij de directe, indirecte en externe effecten zijn meegenomen. Effecten zijn de kosten en baten. Bij de businesscase worden alleen de directe effecten, te weten de kosten van installatie, exploitatie en financiering en verkoop van elektriciteit meegenomen. Indirecte effecten zoals netverzwaring, verlies van woningwaarde, maar ook externe effecten als vermeden CO2-uitstoot, verbetering van luchtkwaliteit, en verbetering van de bodemkwaliteit zijn ook opgenomen in de MKBA, voor zover deze in geld uit te drukken zijn.

Netto Contante Waarde

Om tot een vergelijking te komen is gebruik gemaakt van de Netto Contante Waarde (NCW). De NCW schetst de waarde van een project over de gehele levensduur. Voor de acht alternatieven is de NCW bepaald voor 2021 en 2030.
Bij de uitkomsten blijkt dat in 2021 alle acht alternatieven een negatieve businesscase hebben, hetgeen wordt verklaard door de aanwezigheid van subsidies voor alle alternatieven. Ze hebben wel een positieve maatschappelijke waarde. Opvallend is dat windprojecten bij beide perspectieven beter scoren ten opzichte van zonprojecten.
In 2030 veranderen de resultaten door toedoen van lagere investeringskosten en afnemende baten per vermeden ton CO2. Het verschil tussen de zon- en windprojecten wordt ook groter. Bij de vier windprojecten is de businesscase positief, bij zon slechts één van de vier. Vanuit maatschappelijk perspectief is de NCW bij alle acht alternatieven positief, zij het dat de meerwaarde wel afneemt in de tijd.

SDE++

Wat kunnen we hier mee? Volgens mij heel veel. Daarom is het ook jammer dat het rapport, waarschijnlijk door de verkiezingen en de nasleep ervan, relatief weinig aandacht trok. Terwijl het rapport toch een aantal behartenswaardige conclusies bevat. Bij de eerste wil ik even stilstaan. De opstellers van het rapport wijzen er terecht op dat de huidige systematiek van de SDE onvoldoende rekening houdt met de effecten van zon- en wind op land- en zeeprojecten. Er wordt alleen gekeken wat het meest oplevert qua vermeden CO2-uistoot. Ze pleiten er daarom voor om ook de indirecte en externe effecten, de maatschappelijke impact van de projecten dus, op te nemen bij de voorwaarden voor toekenning van een SDE++ subsidie.

Terugkerend naar de RES-sen:  Je hoort vaak dat er meer draagvlak moet komen voor de energietransitie en dat de bevolking meer betrokken moet worden bij de RES-sen. Inzicht in de effecten van de verschillende plannen is hiervoor een meer dan welkome aanvulling. Ook om die reden pleit ik ervoor een MKBA te betrekken bij de toekenning van een SDE++-subsidie .
Enpuls heeft met deze studie al een goede voorzet gegeven voor een set van indicatoren om de maatschappelijke effecten vast te stellen.

Bert van Houten
Business developer TUMS Meetdiensten